Alice Ruth Cohn (Breslau/Wroclaw, 25 mei 1914 - Grabs, St. Gallen, Zwitserland, 3 februari 2000), dochter van de arts Alfred Cohn en zijn vrouw Elisabeth Cohn-Weissbrem, bracht haar jeugd door in Breslau en volgde daar de opleiding tot meubelmaker/houtbewerker. Ze ontwikkelde zich verder tot decorateur. Via een kennis is ze in 1936 naar Nederland gekomen waar ze in Oldenzaal in een speelgoedfabriek ging werken. Daar begon ze poppen te maken en ontwikkelde andere producten, samen met bevriende kunstenaars. Na de inval van de Duitsers in mei 1940, toen velen het land wilden verlaten en geldige papieren nodig hadden, begon ze met het vervalsen van documenten. Ze woonde in die tijd in Amsterdam. Toen de razzia's begonnen heeft ze het dochtertje van vrienden uit de Hollandsche Schouwburg weten te halen, verkleed als verpleegster. Ze bracht dit meisje, en ook andere kinderen, op onderduikadressen. Alice Cohn woonde toen in Utrecht en sloot zich daar bij het (studenten) verzet aan, waar ze zich specialiseerde in het vervalsen van vooral persoonsbewijzen. --- Na de oorlog kreeg Alice Cohn, met hulp van een familielid, een visum voor Liechtenstein waarna ze daarheen vertrok. Daar leerde ze haar man, Rudolf Bermann, kennen. De handelsreiziger Rudolf Bermann was in november 1935 vanuit Heilbronn (Beieren) naar Liechtenstein gekomen. Op 2 juli 1947 heeft rabbijn Rothschild van St. Gallen het huwelijk van Alice en Rudolf in Vaduz ingezegend. Het echtpaar Bermann-Cohn kreeg twee kinderen.