Ronde bus met dwars daarop gemonteerde verstuiver, in de volksmond flitspuit genaamd, in de vorm van een handpomp. Tekst en achtergrond in rood, wit en blauw.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog bevonden grote aantallen Nederlanders zich buiten de landsgrenzen, als dwangarbeiders, als (krijgs-)gevangene of als soldaat. Circa 5.200 joden hadden de concentratiekampen overleefd en wilden naar huis. De ontvangst in Nederland viel echter tegen. --- Bij de Nederlandse grens werden sommige overlevenden met de flitspuit, gevuld met het chemische middel DDT, in hun mouwen en broek gespoten. Deze manier van ontluizen was noodzakelijk, want het gevaar van een epidemie was groot. Voor mensen die net de verschrikkingen van een concentratiekamp hadden meegemaakt, was de inzet van dit chemische middel opnieuw een traumatische ervaring.