Lodewijk Ernst Visser (zoon van Ernst Lodewijk Visser (1841-1909) werd geboren op 21 augustus 1871. In 1903 werd hij benoemd tot rechter bij een Rotterdamse arrondissementsrechtbank; in 1911 werd hij vice-president van de rechtbank in Rotterdam. Twee jaar later trad hij toe als raadsheer tot de Hoge Raad. In 1933 werd hij vice-president van de Hoge Raad, in 1939 president. Op 23 november 1940 werd hij door de Duitsers ontslagen, als gevolg van de opdracht van de Rijkscommissaris 'ter zake van niet-arisch overheidspersoneel'. Hij was president van het Keren Hajesod (het opbouwfonds voor Palestina), en werd eind 1940 voorzitter van de Joodse Coordinatie Commissie. Vissers principiele uitgangspunt was dat hij niet in overleg trad met de Duitse bezetter - de (leiding van de) Joodse Raad koos voor een andere koers. Visser overleed 17 februari 1942 in Den Haag aan een hartkwaal.

Mathilde (Til of Tilly) Anna Cornelia Visser (Den Haag, 3 februari 1900 - overl. 1986), dochter van Mr. L.E Visser (1870-1942) en Cornelia Visser-Wertheim (1874-1944), was de oudste van de drie kinderen: Ernst (1901-1942), Anna (1903-1908), Mathilde (1900-1986). Zdenko Reich was de tweede echtgenoot van Mathilde Visser, eerder (1921-1929) was zij gehuwd geweest met Lodewijk Spanjaard. Zij was overtuigd marxist en schreef vanaf 1949 enige jaren voor 'De Waarheid'. Ze was bekend om haar voortreffelijke kunstkritieken in het 'Financieel Dagblad' en haar grote kijk op hedendaagse kunst.

Cornelia Johanna Sara Visser-Wertheim (Amsterdam, 7 april 1874 - Westerbork, 20 maart 1944) werd geboren als dochter van Mr. Jacob Frederik Wertheim en Mathilda Salomonson (1841-1919). Zij was de echtgenote van Lodewijk Ernst Visser, President van de Hoge Raad (1939-1940). Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: Mathilde, Ernst en Anna.