Bram Andriesse (eigenlijk: 'Abraham') werd geboren op 19 augustus 1926, als zoon van Herman Andriesse en Betje Andriesse-van Spiegel. Van 30 december 1941 tot 1 mei 1943 verbleef hij in het jeugdalijah huis Catharinahoeve in Gouda. Vanuit daar vertrok hij naar Amsterdam. Hij is met zijn familie (moeder, vader en twee zussen) vanuit Westerbork naar Bergen-Belsen gedeporteerd en werd uiteindelijk bevrijd in Tröbitz.

Joseph Andriesse werd geboren op 6 februari 1924, als zoon van Herman Andriesse en Betje Andriesse-van Spiegel. Op 23 maart 1944 trouwde hij in Utrecht met Sophie Sara Hes, in het bijzijn van ondergedoken vrienden, bekenden en leden van illegale groeperingen - met name uit de Westerweelgroep. Kort daarop vertrok het echtpaar voor een reis met de bestemming Palestina, maar Joseph werd op 28 april 1944 gearresteerd. Na een verblijf in kampen kwam hij in mei 1945 weer in Nederland terug. Sophie Sara Andriesse-Hes bereikte Madrid, en keerde na de bevrijding terug naar Nederland. In 1946 vertrok het echtpaar naar Palestina.

Mirjam Andriesse werd op 17 april 1933 geboren als dochter van Herman Andriesse en Betje Andriesse-van Spiegel.

Rosetta Cato Andriesse ('Ted') (Utrecht, 17 augustus 1927), dochter van Herman Andriesse en Betje van Spiegel, groeide op in Deventer. Vlak voor de Duitse inval verhuisde de familie naar Utrecht (Van Speykstraat 12). Ted besloot zelfstandig onder te duiken in Utrecht, maar dat mislukte door verraad. Zij wist vanuit de Hollandsche Schouwburg te ontvluchten en kwam in de Creche terecht. Toen zij na enige dagen nog geen uitzicht had op een onderduikplaats voegde zij zich vrijwillig bij haar ouders in Westerbork. Van daar uit volgde deportatie naar Bergen-Belsen. Op 10 april 1945 vertrok vanuit Bergen-Belsen een trein met ongeveer 2500 joodse gevangenen, onder wie Ted Andriesse. Na een wekenlange tocht door Duitsland stond de trein stil bij Tröbitz, waar zij op 23 april 1945 door de Russen werd bevrijd. Na de oorlog trouwde zij met dhr. Herman Musaph.