Paulinka stapt een gereedstaande wagen (taxi?) in om haar man Albert te halen en waarschuwt en passant een man op straat om zich uit te voeten te maken; Paulinka -gekleed in overjas en hoed- heeft haar rechtervoet al op de treeplank van de auto gezet maar heeft het gelaat in de richting van een man gewend die slechts als een roodomlijnd silhouet is weergegeven.